Herman Pleij is hoogleraar in de historische Nederlandse letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam en wordt alom bestempeld als één van de beste sprekers van Nederland. Als geen ander weet hij een breed publiek enthousiast te maken voor cultuurhistorische onderwerpen en voor de geschiedkundige achtergronden van wat wij tegenwoordig als ‘typisch Nederlands’ beschouwen.
Herman Pleij, 1943 te Hilversum, studeerde Nederlandse Taal- en Letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Hij promoveerde in 1979 op Het Gilde van de Blauwe Schuit. Literatuur, volksfeest en burgermoraal in de late middeleeuwen, een studie over carnavalsteksten en de betekenissen van het tijdelijk vestigen van omgekeerde werelden.
Sinds 1981 is Herman Pleij hoogleraar in de Historische Nederlandse Letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam en was daar van 1990 tot 1992 decaan van de Faculteit der Letteren. In 1993 werd Pleij onderscheiden door de Belgische regering met de Francqui-leerstoel voor buitenlanders, en in 2000 door de Katholieke Universiteit Brussel met een eredoctoraat.
Herman Pleij is vooral geïnteresseerd in volksliteratuur en –cultuur, toneel, de rederijkers, de betekenis van de vroege drukpers, de ontwikkeling van een burger-moraal en van Nederlandse identiteiten in het algemeen.
Hij maakte in 1991 een zesdelige radio- en tv-serie voor Teleac onder de titel Sprekend over de middeleeuwen. In dag- en weekbladen schrijft Pleij essays over cultuurhistorische onderwerpen, zoals over Nederlandse mentaliteiten en de nationale beschavingsgeschiedenis. Deze essays zijn verzameld onder diverse titels en de AVRO maakte vanuit deze belangstelling een tiendelige tv-serie Wij Nederlanders.
Pleij was in 1993 mederedacteur van Nederlandse literatuur, een geschiedenis, en in 1996 van Een theatergeschiedenis der Nederlanden. Hij schreef in 1994 ook de roman Zandgrond, over een man die worstelt met het dagboek van zijn grootvader uit de Eerste Wereldoorlog in België. In 1997 verscheen Dromen van Cocagne. Middeleeuwse fantasieën over het volmaakte leven, meermalen herdrukt en vertaald in het Duits en Engels. Van 2002 is Van karmijn, purper en blauw; over kleuren van de Middeleeuwen en daarna, ook vertaald in het Engels.
Vorig jaar, 2007, verschenen: De eeuw van de zotheid; Plaatsen van herinnering, deel I (met Wim Blockmans) en Het gevleugelde woord. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur: van 1400 tot 1560.
Binnenkort verwachten we Pleij’s nieuwe boek "Komt ’n vrouwtje" bij de drukker. Literatuur en drukpers in de overgang van Middeleeuwen naar moderne tijd.
Het gevleugelde woord
Het nieuwe boek van Herman Pleij Het gevleugelde woord, is het derde deel van de prestigieuze serie Geschiedenis van de Nederlandse literatuur. Dit deel behandelt de periode 1400-1560.
De literatuur is in de vijftiende eeuw volwassen geworden. Ze heeft een eigen taal en gaat over alles wat mensen opwindt – liefde, hiernamaals, zelfkennis, huwelijk, misstanden in de kerk, het ware geloof, ketterijen en erotiek. Ook zijn er nu auteurs die gevierd worden en van hun pen kunnen leven.
Maar nog steeds werkt literatuur alleen op straat, in kroeg of klooster, en ook op zolder en kerkhof – zolang er maar mensen zijn. Literatuur blijft een publieke zaak, zelfs een gedrukt boek met schelmenstreken leest men aan elkaar voor. Maar de rol van dit publiek verandert. Van deelnemer aan het gewilde volksfeestrepertoire verandert men in toeschouwer bij de imposante voordrachten en schouwspelen van de literair geschoolde rederijkers. Die treden graag in het voetspoor van Erasmus. In hun spectaculair geënsceneerde drama’s verbeelden ze de kracht van het debat, verdraagzaamheid en ieders kansen op de eeuwigheid.
De literatuur krijgt vooral een ander karakter door de drukpers. Die maakt er een product van voor de vrije markt. En dat betekent de geboorte van de literaire tekst als afzonderlijk (kunst)werk, voorzien van een eigen titel. De honger naar versierde woorden is enorm, omdat daarin troost gevonden kan worden voor de wonden van het leven. Maar ook de onafwendbare dood laat zich hiermee lijmen. Het sterkst nog werken de hilarische omkeringen van de gewenste gedragsvormen, aangevoerd door de zot die leert hoe het niet moet. En al die woorden krijgen vleugels. Telkens weer.
De Geschiedenis van de Nederlandse literatuur
Voor het eerst in ruim vijftig jaar wordt er gewerkt aan een nieuwe, complete, chronologische geschiedenis van de Nederlandse literatuur, geschreven als een doorlopend verhaal dat alle recente vondsten en de nieuwste wetenschappelijke inzichten bevat. Deze indrukwekkende reeks iaat zien hoe elke periode op een eigen manier de literaire traditie van Nederland en Vlaanderen heeft gevormd, ontwikkeld en verrijkt.
De Geschiedenis van de Nederlandse literatuur wordt verteld door negen vooraanstaande specialisten, die worden ondersteund door een adviesraad van universitaire deskundigen uit Nederland en Vlaanderen. De reeks is voortgekomen uit een initiatief van de Nederlandse Taalunie en staat onder hoofdredactie van Arie Jan Gelderblom en Anne Marie Musschoot. De reeks zal in 2010 in zijn geheel verschenen zijn.
In 2006 verschenen onder grote belangstelling de eerste twee delen van de serie: Stemmen op schrift (vanaf het begin tot 1300) van Frits van Oostrom en Altijd weer vogels die nesten beginnen (van 1945 tot 2005) van Hugo Brems.